Column Jan Cees Dulon Barre: Zinloos geweld

Column Jan Cees Dulon Barre: Zinloos geweld

Dat de Nederlandse wegen overvol zijn, bewijst helaas ook dit najaar. Zodra de zomerzon wordt verruild voor een regenwolk en iedereen weer aan het werk gaat, is het bijna dagelijks bingo op de (snel)weg. Van vrachtwagen tot stadsauto, van supercar tot stationwagen, allemaal staan ze gebroederlijk in een voor het gevoel jaarlijks langer wordende rij. 

Ik besefte me dat maar al te goed toen ik voor m’n job onderweg was in een 612 pk-sterke ‘dreammachine’ in de vorm van een door AMG grondig verbouwde Mercedes uit de E-Klasse. U weet wel, het taximodel dat al zo veel mensen veilig en comfortabel van A naar B heeft vervoerd. Dit nieuwste model heeft een beul van een V8, loopt harder dan 300 km/u en katapulteert u en uw passagiers in amper 3 seconden naar de 100 km/u. Alleen, ik sta stil. Of ik rijd af en toe een stukje.

De grommende V8 murmelt tevreden voor zich uit terwijl de toerenteller nauwelijks het stationaire toerental verlaat. Ik laat mijn blik glijden over het breedbeeld LED-scherm voor mijn neus. Mijn oog valt op de vermogensmeter. Een geinige gadget waarop je het actueel gevraagde vermogen van de auto kunt aflezen in kilowatts of paardenkrachten. Bij de aanblik van het vermogen dat ik ‘gebruik’ bij inmiddels weer een fatsoenlijk snelwegtempo van een kilometertje of 120 dwalen m’n gedachten af.

Eind jaren tachtig had Hans, een buurman van mijn ouders en geslaagd vertegenwoordiger, een nieuwe auto ‘van de baas’. Het was een hagelwitte Mercedes-Benz 190D. Voorzien van een handgeschakelde vierbak, donkergroen getint glas (destijds een peperdure extra!) en blauwe stoffen bekleding. Een rechterbuitenspiegel mocht Hans niet meer aanvinken op de optielijst waardoor de trotse Benz met één oor door het leven moest. Onder de motorkap lag een onverwoestbare 2.0 dieselmotor die ook nu nog prima zou functioneren ware het niet dat de milieuwetten van vandaag de dag de trouwe krachtbron onherroepelijk de das om zouden doen. In 1988 was daar echter geen sprake van en was Hans, die steevast zijn hand tegen de voorruit drukte als hij je groette, helemaal de man met zijn witte Benz. Stad en land reed hij af met z’n schamele 72 pk sterke diesel. Traag maar onverdroten van plan zijn baas vele honderdduizenden kilometers te dienen. Overal kwam hij probleemloos mee met het verkeer en had hij een keer de ruimte, dan tikte de trouwe diesel na heel lang wachten de 160 km/u aan op de snelheidsmeter. En in 18 seconden kon de auto naar 100 km/u accelereren en gezien de relatieve rust op de weg was het ook daadwerkelijk mogelijk om in die (vandaag de dag bijna lachwekkende) tijd de 100 km/u aan te tikken. De Mercedes 190D van Hans staat voor mij symbool voor rijplezier dat anno 2017 helaas niet meer bestaat.

De welhaast waanzinnige pkwedloop van de premiummerken staat in schril contrast tot de verkeersrealiteit van vandaag. Overvolle wegen die nog niet eens een flintertje van het prestatiepotentieel van de betreffende auto toont, zijn aan de orde van dag. Ik zie remlichten voor me oplichten, de borden ‘50’ floepen aan. Weer file. Voordat ik het gas loslaat, werp ik een blik op de vermogensmeter. 72 pk staat er op het display.